Trrrrrrrrrrrrr zegt mijn wekker. Het is half 6, tijd om op te staan. Ik koester nog heel even de warmte van mijn bed. Niet te lang want dan wil ik er niet meer uit. Niet nadenken dus, ik gooi mijn benen over de rand van het bed, haal even diep adem om moed te verzamelen en stap op de koele vloer. De gordijnen zijn open en het heldere licht van de maan schijnt door het raam naar binnen. De hond kijkt me verwachtingsvol aan. Ja hoor, we gaan naar beneden. Het is nog donker. De wintertijd is weer ingegaan. Nog warm van mijn bed trek ik mijn laarzen en jas aan. Eerst de hond maar uitlaten. We lopen samen naar buiten. De straten zijn nog donker. De meeste mensen slapen nog. Groot gelijk, het is nog vroeg. We ronden onze wandeling wat eerder af dan anders. Snel de dieren eten geven en onder de douche. Vandaag werk ik in Utrecht en dan moet ik vroeg in de trein zitten. Op de fiets naar het station zie ik inmiddels op verschillende plaatsen licht branden achter de gesloten gordijnen. De wereld wordt wakker. Op het perron luister ik naar het ontwaken van de stad. Ik zou mijn ogen willen sluiten om nog beter te luisteren maar durf niet goed. Dat ziet er vast gek uit. De trein boemelt het station binnen. Gelukkig op tijd want het is guur op het perron. Ik zoek een plaatsje achterin de trein. Ik nestel me in mijn hoekje en zet mijn muziek aan. De oortjes beschermen de andere reizigers tegen mijn muziek, vandaag is het Afrojack, op de vroege ochtend. De trein dendert door de ochtendstilte. De mist buiten geeft de wereld een bijna sprookjesachtige uitstraling. De zon komt op en terwijl de trein mij door het landschap voert, verandert het licht. Waar het eerst te donker was om iets te onderscheiden, zie ik nu koeien in de wei. Een fietser trotseert de wind op de stille weg tussen de weilanden. Een huis bijna verscholen in het groen. De ruimtes tussen de bebouwing wordt korter en van dorp naar dorp wordt het van buitenwijk naar buitenwijk. We naderen Utrecht. Terwijl ik mijn tassen pak bereidt ik me voor op een drukke werkdag die voor me ligt. Aan het einde van de middag leg ik dezelfde weg weer af maar dan in tegengestelde richting. Terug naar het zuiden. Was het ´s morgens net licht geworden toen ik uit de trein stapte, nu heeft de schemer alweer ingezet terwijl ik naar het station loop. Het is druk en ik moet een weg banen door de menigte wachtende mensen. Ik loop naar het achterste deel van het perron. Met een beetje geluk is het een lange trein en hoef ik geen moeite te doen om een zitplaats te bemachtigen. Het lukt en ik stommel en dommel in de warme trein terug naar het zuiden. De lucht in de coupe is bedompt van de warme en veelal vermoeide lichamen van mijn medereizigers. Wel fijn als ik in Eindhoven op het station weer frisse lucht in mijn longen krijg. Ik haast me de trappen af en zwaai naar een bekende die bij het Ola Hapiness Station staat. Ook met dit weer gaat de verkoop van ijs blijkbaar gewoon door. Nog een trapje af naar de fietsenkelder om mijn fiets tussen alle geparkeerde fietsen uit de plukken. Buiten blijkt het inmiddels donker te zijn geworden. De regen miezert in het licht van de lantaarnpaal en daarbuiten. Koud en moe vervolg ik mijn weg. Ik fiets door de drukke avondspits, door de Tramstraat, langs de Jan Linders, de kerk met een verlichte Jezus op de toren. Ik kan daar niet voorbij fietsen zonder terug te denken aan die keer dat ik lichtelijk aangeschoten na een avondje stappen op weg was naar huis en in mijn roes dacht dat ik een verschijning zag. Ik heb er niet over durven praten, tot ik maanden later in de gaten kreeg dat het gewoon een beeld met een lamp eronder was. Ik vervolg mijn weg langs het kanaalhoofd en van de heuvel af richting Havensingel en Tongelresestraat. Zou ik de enige zijn die hier zo geniet van de wind in mijn haren terwijl ik naar beneden roetsj? Ik beeld me in dat ik een vogel ben, gedragen door de wind. Mijn zorgen en ergernissen van de werkdag waaien van me af en een stukje lichter vervolg ik mijn weg. De Irisbuurt nadert en ik weet dat ik bijna thuis ben. De huiskamers zijn verlicht en op dit tijdstip zijn de gordijnen nog net niet dicht. Ik geniet van de kleine inkijkjes in de levens van mijn buurtgenoten. Alleen al de verschillen in het interieur vind ik leuk om te zien. Van superstrak en minimalistisch tot een overdaad aan spullen. Van keurig schoon en opgeruimd tot een toch wel erg ongeorganiseerde bende. In sommige huiskamers staat de tafel al gedekt. Met een heel gezin aan tafel. Of gewoon alleen of met zijn tweetjes. De afwisseling maakt het juist zo leuk. Iedereen moet maar leven zoals hij dat zelf wil, ik wil daar geen oordeel over hebben, maar hoe verschillend zijn al die huizen, al die mensen, al die levens. Iedereen heeft zijn eigen vreugdes, zijn eigen verdrieten. Grote en kleine gebeurtenissen. Ik fiets verder en bedenk me dat al die mensen bij elkaar, al die levens, al die gebeurtenissen, dat is wat onze buurt maakt. Dat is de Irisbuurt. Niet elkaar veranderen zodat we allemaal hetzelfde worden, maar gewoon elkaar respecteren en accepteren zoals we zijn. Ik parkeer mijn fiets tegen de muur. Ik ben thuis.