Krak! O nee hé, een stuk van mijn kies afgebroken. En een flink stuk ook. Voor de zekerheid bel ik de tandarts. Meteen maar even langskomen. Terwijl de tandarts druk bezig is met het repareren van mijn kies, komt de assistente binnen met een zojuist ontvangen e-mail. Die meneer van vanmorgen was zo tevreden dat hij per mail nog even zijn complimenten en dank uitsprak. Zo’n positief bericht is de moeite van het delen waard. De nog jonge tandarts is blij met het bericht. Het maakt zijn dag zichtbaar weer een beetje lichter. Deze gebeurtenis bevestigt wat me al jaren bezighoudt. Waarom zijn mensen zo makkelijk met het uiten van hun ongenoegen, maar complimenten geven of een vriendelijk woord is blijkbaar vaak zo moeilijk. De tandarts vertelt het verhaal van een collega in de buurt. Hij was de negatieve verhalen van de patiënten in zijn stoel zo beu, dat hij zijn boor in de wilgen heeft gehangen. Gewoon gestopt met het uitoefenen van zijn vak. En niet omdat ze te klagen hadden over hem, maar gewoon omdat ze zoveel mopperden. Nooit iemand met een leuk of gezellig verhaal, het was altijd negatief. Mensen vinden zo veel en alles moet gezegd kunnen worden tegenwoordig. Assertiviteit is een groot goed. Het past misschien in de ontwikkeling dat de mens in onze maatschappij steeds meer gericht is op zichzelf en minder op zijn medemens en de samenleving. Ik geloof echter niet dat we daar ook werkelijk gelukkiger van worden. Ik denk dat mensen het beste tot hun recht komen wanneer ze contact hebben met hun omgeving. Werkelijk contact. Als ik naar mijn werk fiets kruist mijn blik dat van mijn tegenligger. Ik glimlach vriendelijk en krijg een glimlach terug. Een gevoel van warmte vult mijn hart. Net wat soepeler fiets ik door. Een stukje verder fietst een jongen van een jaar of 16. Zijn haren hangen voor zijn ogen, zijn schouders krom naar voren. Vanuit zijn ooghoek komt een meisje hem tegemoet, hij kijkt steels vanonder zijn te lange haren in haar richting. Ze lacht naar hem, hij schrikt. Zijn hoofd schiet omhoog, hij recht zijn schouders. Helaas kan ik zijn gezichtsuitdrukking niet zien, maar ik zie wel dat hij met meer zelfvertrouwen zijn weg vervolgt. Een oude man zit in zijn scootmobiel in het park. Zijn gezicht naar de zon gekeerd. Hij geniet zo zichtbaar dat ik het aandurf om de stoute schoenen aan te trekken en hem aan te spreken: “Wat heerlijk hé meneer?” “Ach”, zegt hij lachend, “kan het leven nog mooier? In je eigen Mercedes genieten van de zon”. De glimlach om dit vluchtige vriendelijke contact zweeft nog lang om mijn mond. Het zijn zulke kleine gebaren en het maakt zo’n groot verschil. Zoals ook de keer dat ik intens verdrietig was en een vriendelijke opmerking van een onbekende mevrouw me tot tranen toe ontroerde. Of de keer dat ik een mevrouw een complimentje gaf met haar mooie jas (hij was ook echt heel gaaf). Na haar eerste verwarde reactie, lichtten haar ogen op. Soms zie ik iemand die er zo verslagen uitziet dat ik het liefst even een arm om zijn/haar schouders zou willen slaan. Maar ik durf het niet. De ander schrikt zich waarschijnlijk rot en wil mijn troost misschien niet. Hoe goed ook het ook bedoeld is. En soms wil de ander ook mijn glimlach niet. Of mijn complimentje. Dat is even slikken, maar ach, ik ben wie ik ben en ik ga er gewoon mee door. Want ik denk dat de wereld er fijner van wordt, als we allemaal een beetje aardiger zouden zijn voor elkaar.