Afgelopen winter waren manlief en ik ziek. Echt ziek. Flinke griep met hoge koorts. De overige symptomen zal ik je besparen. We konden niets anders dan in bed liggen en slapen. Intussen hebben we natuurlijk wel een huishouden dat draaiende moet worden gehouden. De kinderen zijn inmiddels wel zo zelfstandig dat ze enigszins voor zichzelf kunnen zorgen, maar toch. Gelukkig was jongste een paar dagen logeren, dat was een zorg minder. Niet zozeer in de verzorging maar wel in eventuele ruzies die beslecht zouden moeten worden. Waar we overigens simpelweg te ziek voor waren. Oudste zorgde voor ons zo goed en zo kwaad als hij kon. Hij bracht regelmatig een kopje thee en vroeg hoe het ging. En toen het echt niet meer ging, besloot hij dat de huisartsenpost gebeld moest worden. Al met al waren we duidelijk erg gelukkig met zijn goede zorgen. Wat me echter ook ongelooflijk veel goed deed waren de zorgen uit de buurt. Nummer 100 kwam de eerste avond meteen alle porties eten brengen die ze kon vinden in haar diepvries. Op die manier hadden de kinderen in ieder geval te eten, en wij ook als we daaraan toe zouden zijn. Dat was een hele zorg minder. Braaf heeft zoonlief iedere avond voor hemzelf een bakje in de magnetron gezet en genoten van haar uitmuntende kookkunsten. Nummer 83 reed ’s avonds laat nog naar de dienstapotheek bij het Catharina-ziekenhuis om de voorgeschreven medicijnen op te halen. Nummer 22 haalde ’s morgens de hond op zodat ze een dagje lekker kon spelen met andere honden. Nummer 27 gooide ’s middags de krant in de brievenbus, zodat we wat te lezen zouden hebben en desgewenst het wereldnieuws weer tot ons konden nemen. Tot op de dag van vandaag heb ik daar overigens niet zo heel veel behoefte aan. Nummer 3 kwam dagelijks informeren of ze boodschappen voor ons mee kon nemen van de supermarkt. De eerste dagen heb ik het allemaal niet zo meegekregen. Ik was te ziek om te beseffen wat er om me heen gebeurde. Toen ik na een week weer aan de beterende hand was begon tot me door te dringen wat er in de voorgaande dagen allemaal gebeurd was. En hoe bijzonder dat eigenlijk was. Het ontroert me nog steeds als ik daar aan denk. Zoveel betrokkenheid en zorg. Niet van familie of vrienden, maar gewoon van de mensen om ons heen. Onze buurtgenoten. Tegen de tijd dat we weer echt herstellende waren, begonnen vrienden te roepen dat we maar hadden hoeven bellen en ze waren komen helpen. En dat geloof ik meteen. Maar dan had ik om hulp moeten vragen. Nog los van het feit of ik fysiek in staat was geweest om ze te bellen, vind ik het trouwens best moeilijk om om hulp te moeten vragen. Onze buurtgenoten waren er gewoon. Ik hoefde niets te vragen. Ze zagen dat we hulp nodig hadden en hielpen waar ze konden. Daar ben ik enorm dankbaar voor, en zo blijkt maar weer: een goede buur is beter dan een verre vriend.