Mijn vader gaat dood. Niet vandaag maar wel binnenkort. Mijn vader. De vader die monsters verjoeg die verstopt lagen onder mijn bed. De vader die spinnen voor me buiten zette. De vader die mijn hand zo vaak vasthield toen ik nog klein was. Als ik mijn ogen sluit voel ik het nog. We liepen door de lange straat van ons huis naar school. Mijn kinderhand omsloten door zijn veilige greep. Zijn liefde voor mij stroomde door zijn hand naar de mijne en maakte de wereld als door zon overgoten. Mijn vroege jeugd bestond uit boterbloemen en madeliefjes, zonneschijn en slootje springen, poppenwagens en rolschaatsen. Mijn wereld was licht, warm en vrolijk. Dat dit niet eeuwig zo zou blijven wist ik toen nog niet. De jaren zeventig waren roerige tijden voor mijn ouders, die na een lange en pijnlijke strijd eindigden in een scheiding. Zijn liefde voor mij was nog altijd onomstotelijk. Het was pas toen ik ouder werd dat hij niets anders meer te geven had dan kritiek. De vader van vroeger was er niet meer. Ik wist dat hij nog ergens achter die afkeurende blik te vinden moest zijn, maar het was voor mij niet meer voelbaar. Niet meer zichtbaar. Niet meer merkbaar. Het verlies was groot. Er waren tijden dat we elkaar niet spraken. Wat hadden we elkaar nog te zeggen. Ik voldeed niet aan zijn kritische toets. Nooit heb ik begrepen waarom dit zo was. Terugkijkend lijken het jaren waarin we dwaalden. Alles wat er speelde was in wezen zo onbelangrijk. Het deed er niet toe. Het had niets met mij persoonlijk te maken. Ik was toevallig het doel waarop geschoten werd. Op het moment dat ik geen aanleiding meer gaf in zijn ogen, werd er een ander doel gevonden om kritiek op te hebben. Of was het andersom? Hoe meer hij mij in mijn waarde liet, hoe meer hij mij ook weer zag zoals ik werkelijk ben. Ik ben niet veranderd en dat weet hij . Het was zijn eigen frustratie en onvermogen. Hij is degene die milder is geworden met de jaren. Niet alleen voor zijn omgeving, maar misschien vooral wel voor hemzelf. De band die we hadden is langzaam weer teruggekomen. Het vertrouwen groeide weer. Ongelooflijk gelukkig was ik met zijn vertrouwen in mij toen hij ziek werd en vroeg of ik met hem naar zijn medische afspraken wilde gaan. Of ik zijn zaken voor hem wilde regelen. Het was alsof ik alle wonden uit het verleden voelde genezen. Vorige week pakte hij mijn hand en zei “mijn lieve meisje”. In een tel was ik weer dat kleine meisje, met mijn hand in de zijne. Mijn hart vulde zich met de warmte en liefde van toen. Puur en onbedorven. Het was er gewoon nog. Onder alle emoties en gedachten die we verspild hadden aan onbeduidende zaken, lag onze liefde voor elkaar geduldig te wachten.
Het proces gaat voort. Hij ligt in bed, breekbaar en stil. Ik neem zijn hand in de mijne en hoop dat hij de warmte en veiligheid voelt die ik hem wil schenken. Zoals hij vroeger mij omhulde met zijn liefde, wil ik dat nu voor hem doen. Een enkele keer komt een vlaag uit het verleden ter sprake. Hoe het voor hem was. Het geeft nieuwe inzichten en begrip. Daar ben ik dankbaar voor. Meestal gaan de gesprekken echter over nalatenschap, praktische zaken die ik voor hem mag regelen, zijn naderende afscheid. Ik hou zijn hand vast en luister stil. Ik regel wat er geregeld moet worden. We praten niet meer over de turbulente tijden, het is niet belangrijk meer. De emoties van toen waren onbeduidend in het licht van de intense en pure liefde die we voelen. Van een vader voor een dochter en dochter voor een vader. Wat zal ik hem vreselijk missen.
Note: op 20 augustus 2018 is mijn vader overleden