Het was in deze tijd van het jaar, twintig jaar geleden. Een zonnige droge dag in het najaar. Nog niet echt koud, maar wel tijd voor een warmere jas. Oudste zoon was naar school. Jongste zoon mocht met zijn drie jaar nog niet en was thuis samen met mij. Hij wilde in de speeltuin tegenover het huis spelen. Van achter het raam wierp ik een blik in de speeltuin en zag een dakloze man slapend in het gras bij de struiken. In die tijd waren er vrij veel drugs- en drankgebruikers te vinden in de speeltuin dus enige voorzichtigheid was wel geboden. Wat moest ik nu? Zoonlief en ik besloten een ontbijt te maken voor de slapende man. Met twee broodjes en een pakje sinaasappelsap togen we naar de speeltuin. Zoonlief hield voor de zekerheid toch nog maar even stevig mijn hand vast. Eenmaal dichterbij gekomen zagen we dat de voet van de man was gewikkeld in een stevig maar smoezelig verband. We maakten de man voorzichtig wakker. Ik overhandigde hem de broodjes en het pakje drinken en vroeg hem vriendelijk om na het ontbijt de speeltuin te verlaten zodat deze weer beschikbaar zou zijn voor de kinderen. Nu denk ik “had hij daar niet gewoon kunnen blijven terwijl de kinderen in de speeltuin waren?”. Misschien wel als ik er bij was gebleven, maar eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat zoonlief wel eens alleen in de speeltuin was terwijl ik bijvoorbeeld strijkend voor het raam toezicht hield. Ook was er destijds een algemeen gevoel van onveiligheid met de ogenschijnlijk ongure types die zich daar ophielden. Terug naar de bewuste man. Hij bedankte voor het ontbijt en gaf aan dat hij zijn pad zou vervolgen. Zoonlief bleef gefascineerd naar de voet kijken. De man lachte vriendelijk naar hem en legde uit dat hij met blote voeten in iets scherps had gestaan en dat de dokter zijn voet verbonden had. Om het verband niet nat te maken had hij zijn halve voet bedekt met een plastic boterhamzakje. Het zag er desalniettemin niet echt hygiënisch uit. We keerden terug naar huis en na een half uurtje bleek de man te zijn vertrokken. Het lege pakje sinaasappelsap lag keurig in de prullenbak. Het hele incident had een diepe indruk gemaakt op zoonlief, en eerlijk gezegd ook op mij. Het was zo’n vriendelijke man en hij voldeed in nagenoeg geen enkel opzicht aan de vooroordelen in mijn hoofd.
Inmiddels zijn we twintig jaar verder. Na wat omzwervingen en zelfonderzoek heeft zoonlief zijn roeping gevonden in de sociaal maatschappelijke dienstverlening. Hij werkt in de maatschappelijke opvang (daklozenopvang). Is het toeval of heeft onze ervaring van destijds daar de kiem voor gelegd? Het maakt niet uit. Hij vindt het geweldig en praat met veel respect, verwondering en bewondering over de bewoners/daklozen. Niet alle daklozen hebben aanzienlijke verslavingsproblemen of psychische problemen. Er is ook een groep die een andere oorzaak voor het dakloze bestaan heeft en waarbij drugs- of alcoholgebruik geen of een minder belangrijke rol speelt. Bij de organisatie waar hij werkt proberen ze onder andere deze groep te helpen bij het weer op de rit krijgen van hun leven. Met een relatief kort traject kunnen ze binnen afzienbare tijd regelmaat in hun bestaan creëren met een baan en woonruimte. Of ze in aanmerking komen voor dit traject en hoe succesvol dit is, hangt natuurlijk van de persoon zelf af.
De winteropvang voor daklozen komt deze winter in onze wijk te staan. Begrijpelijk dat we daar niet onverdeeld enthousiast over zijn. Er zitten criminelen tussen, vuilakken en asocialen. Maar niet allemaal. Er zijn ook fatsoenlijke daklozen, in meerdere of mindere mate. En niet iedereen veroorzaakt overlast, alhoewel de groep die gebruik maakt van de winteropvang wel pittig schijnt te zijn. Ongetwijfeld krijgen zij hoe dan ook de schuld van alle misstanden die gedurende hun verblijf in onze wijk plaatsvinden. Iedere auto-inbraak, iedere beroving zal op hun rekening worden bijgeschreven. Of ze er nu iets mee te maken hadden of niet. Zet ik een extra slot op de deur? Misschien wel ja. Ben ik blij met hun komst? Nee. Ik verwacht niet dat ze iets positiefs zullen brengen naar onze warme en vertrouwde wijk. Maar ik probeer voor ogen te houden dat zij ook gewoon mensen zijn. Zoals jij en ik. Iemands kind. Iemands vader of moeder zelfs. Misschien met iets minder geluk of een verkeerde keuze. Meerdere verkeerde keuzes wellicht. We zijn geen van allen zonder fouten. Ik moet me dit voor blijven houden. We zijn allen gelijk op deze aarde. En als wij ook deze groep als mensen blijven benaderen en bejegenen, denk ik dat het allemaal best mee zal vallen. Ik hoop het.
Heel mooi, soms op straat ondanks goed geleefd te hebben. Slachtoffer van de omstandigheden. Ik hoop dat allen het geluk mogen vinden, beginnend bij schoenen een jas een dak en een warme maaltijd